Hij staat al bijna twee maanden smachtend te kijken, mijn fiets.
Sinds medio februari volgens mij de bruggen steeds hoger en de winden steeds harder werden was hij niet meer het schuurtje uit geweest. Geen puf. Ik dan. Maar nu begon het steeds meer te kriebelen. Bij mij en bij mijn fiets.
De klep is gerepareerd, de zon wordt steeds warmer, de wind steeds lente-achtiger en mijn loop-conditie steeds beter. Dan ga je stiekem denken: zou ik ook al weer kunnen fietsen? Stiekem, want volgens de officiële organen moet eerst de cardioloog zeggen dat ik weer kan en mag. En dat doet-ie volgens die zelfde officiële organen niet voor de 6-weken controle. En die is pas over dik een week. Maar ja, het kriebelt hè.
Als je dan ook nog naar het priklab van het ziekenhuis moet (want die komen niet aan huis zoals de mobiele trombosedienst-dames), de zon schijnt, de wind zacht is plus de route maar één hol kent (een flinke, dat wel), dan kriebelt het nog erger. En denk je: laat ik de verzekering eens ter wille zijn want weer een taxi is toch wat al te gek. Dus ik heb de fiets gepakt. Verder zeg ik niks, want misschien leest de verzekering mee. En van hem mag ik nog niet fietsen.
We vonden het allebei heerlijk, ik en de fiets. En mijn hart gaf ook geen krimp: dat klopte lustig en rustig door zonder tussenklappen en zo.
Heerlijk toch, de fiets pakken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten